Title: Tom Waits: Vader Duwt Terug
Source: Revolver magazine #7 (The Netherlands). January/ February 2007 by Sylvie Simmons. @2006 Revolver Magazine. Further reading: Sylvie Simmons official site
Date: September 2006, published December 7, 2006
Keywords: Orphans, childhood, influences, Kathleen, The Pontiac

Magazine front cover: Revolver magazine #7 (The Netherlands). January/ February 2007. Photography by James Minchin III (ca. 2002?)

Accompanying pictures
Source: Anti promo picture for Orphans, as published on Anti official site October 2006. Also printed on Now Magazine (Canada) November 16, 2006. Also printed in Revolver magazine (The Netherlands) December 2006. Date: 2002 (?). Credits: photography by James Minchin III
Source: Anti Records Orphans promo picture. Also printed in Revolver magazine (The Netherlands) December 2006. Date: Orphans rehearsals summer 2006. Credits: photography by Danny Clinch as published on anti.com
Source: Anti Records "Orphans" promo picture. Also printed in Revolver magazine (The Netherlands) December 2006. Date: published October 2006. Credits: photography by Danny Clinch
Source: Anti Records "Orphans" promo picture. Also printed in Revolver magazine (The Netherlands) December 2006. Date: published October 2006. Credits: photography by Anton Corbijn


 

Tom Waits: Vader Duwt Terug

 

Het was Tom Waits' idee om elkaar in een roadhouse te treffen. En niet zomaar een roadhouse, maar de oudste in Californi�. Een voormalige hoerentent, geschilderd in biefstuk rood, niet ver van zijn huis in het noorden van Californi�. Hij houdt van dit soort wegrestaurants. Wat hem zo bevalt is dat ze "precies aan de weg liggen en je voor de deur kunt parkeren." Zodat hij zich snel weer uit de voeten kan maken? "Precies ja", knikt hij. "Het gevoel dat je gewoon op je paard kunt springen en weg kunt draven. Als ik in een motel logeer, wil ik ook altijd een kamer op de begane grond hebben. En ik moet voor de deur kunnen parkeren, anders ben ik niet ge�nteresseerd."

Hetgeen exact is waar Waits zijn auto heeft neergezet. Gadegeslagen door vier boerse mannen die bier zitten te drinken, is hij de bar ingelopen, met als bagage een groot aantekenboek en een bruine papieren zak. Hij overhandigt me de zak, die zelfverbouwde tomaten uit zijn tuin blijkt te bevatten. Het aantekenboek houdt hij stevig omklemd. Terwijl hij een goede plek zoekt voor een overhaast vertrek, een tafel bij het raam, bestelt hij cafe�nevrije koffie.

Waits heeft net een nieuw album afgemaakt, Orphans getiteld. Of liever, het gaat eigenlijk om drie albums, elk met een eigen naam en functie, die gezamenlijk ��n enkele entiteit vormen. Een beetje als God. De 56 songs, 30 ervan zijn nieuw, de rest rarities, outtakes of recent afgemaakte oude schetsen zijn verdeeld over de cd's Bawlers (sentimentele ballades), Brawlers (meest blues, gospel en oude rock & roll) en Bastards (het vreemdere spul, inclusief donkere Gerrnanistiek, cinematografische monologen en zwarte sprookjes).

"Toen we ze door elkaar probeerden te husselen voelde het te schizofreen, dus was het beter ze op te stapelen. Ze in die drie categorie�n onderbrengen, was een idee van mijn vrouw", zegt Waits, verwijzend naar Kathleen Brennan met wie hij een kwarteeuw geleden trouwde en nog steeds samenleeft op een stuk land net buiten Petaluma de plaats waar de film American Graffiti werd opgenomen. Als ik hem vraag welk van de drie titels het beste past bij de persoon die hij 's morgens in zijn scheerspiegeltje ziet, antwoordt hij bastard. Maar het valt nauwelijks te ontkennen dat de drie bij elkaar de essentie van Tom Waits' leven en muziek perfect treffen.

Een van de mannen aan de bar is van zijn kruk geklormmen om een kwartje in de jukebox te gooien. Zo komt het dat Waits zijn jeugd beschrijft onder begeleiding van John Fogerty die Have You Ever Seen The Rain zingt. Hij werd in december 1949 geboren in Pomona in het zuiden van Californi�, niet ver van de Mexicaanse grens."Ik heb veel tijd doorgebracht in Mexico", zegt hij, "maar nu ga ik er niet vaak meer heen." De eerste song die een doorslaggevend effect op hem had, was El Paso van Marty Robbins. Tom was negen jaar oud toen die song de hitlijsten aanvoerde. "Mijn vader was dol op Marty Robbins. Maar omdat hij als leraar Spaans niet graag naar iets luisterde dat niet in het Spaans was, kocht hij de Spaanstalige versie. Het was een mariachi versie. Mijn vader hield van mariachi-muziek. Als hij het op radio hoorde, ging hij zo uit zijn bol dat hij gewoon helemaal begon te trillen. Je begrijpt dat wij nauwelijks naar de conventionele radio mochten luisteren."

Een beetje puristisch, merk ik op, als een vader die Latijn heeft gedoceerd en zijn kinderen alleen naar de mis laat luisteren. Maar Waits gaat in de verdediging. "Hij groeide op in de sinaasappelplantages van Laverne en Pomona. Dat is waar hij op jonge leeftijd Spaans leerde spreken zingend en slapend bij de kampvuren met al deze gastarbeiders. Dus het betekende veel voor hem."

Vader Waits speelde gitaar en zong: "Als kind leerde ik al die Mexicaanse volksliedjes van hem. Plus de muziek van Woody Guthrie want hij kwam oorspronkelijk uit Texas. Wanneer je met mijn vader in Mexico naar een restaurant ging, nodigde hij al die mariachi's aan tafel en gaf hij ze twee dollar voor een song. Dan begon hij met ze mee te zingen en het einde van het liedje was dat hij met ze meeging, waardoor wij als kinderen zelf de weg terug naar het hotel moesten zien te vinden. Pa kwam dan een dag later pas opdagen omdat hij ergens op een heuveltop in slaap was gevallen terwijl hij neerkeek op de stad." Klinkt romantisch. "Erg romantisch, ja. Maar er waren ook schaduwkanten. Hij was echt een harde jongen, mijn vader. Hij was een rebel die een rebel opvoedde." Zijn vader vertrok toen Tom elf jaar oud was. Maar Tom rebelleerde niet, althans niet openlijk. Hij bleef luisteren naar de platen waar zijn vader naar luisterde: "Harry Belafonte, Harold Arlen, Jerome Kern, Johnny Mercer, de Gerschwins, Hoagy Carmichael en dat soort lui. Ik vermoed dat ik de smaak van mijn ouders vertrouwde, waardoor ik niet echt happig was om me ervan af te keren. Ik wilde een ouwe man zijn toen ik nog erg jong was. Dat was logisch voor mij, omdat de mensen op tv die me in die tijd bekoorden Ed Sullivan, Alfred Hitchcock, Jack Benny, George Burns oude mensen waren." Ook toen de puberteit toesloeg, was Waits nog een actieve gerontofiel. Ik droeg de hoed van mijn grootvader, gebruikte zijn wandelstok en verlaagde mijn stem. Ik wilde oud zijn. De muziek die ik als tiener beluisterde, was muziek van oude mensen."

The Beatles kwamen voorbij hij zag ze op de Ed Sullivan Show maar "ik sloeg er eigenlijk geen acht op. Alles wat nieuw en jong was, vertrouwde ik niet." Evenals zijn klasgenoten stemde hij af op Wolfman Jack als die op de radio was. Maar de enige door de dj gedraaide platen die hem pakten, waren van "Little Willie John en Sister Rosetta Thorpe." Het moet een vreemde en ge�soleerde situatie zijn geweest toen de Californische jeugdcultuur van de jaren zestig opkwam. In veel opzichten heb ik altijd een beetje achtergelopen. Ik weet niet hoe het kwam, misschien was het een kwestie van respect? Nadat mijn vader was vertrokken, ben ik waarschijnlijk naar oudere muzikanten op gaan kijken als vaderfiguren. Louis Armstrong of Bing Crosby of Nat King Cole of Howlin'Wolf, ik heb er nooit zo bij stilgestaan, maar ik zal behoefte hebben gehad aan ouderlijke leiding of iets dergelijks."

Heeft hij met het klimmen der jaren het gevoel gekregen dat hij de Torn Waits is geworden die hij altijd heeft willen zijn? "Ja; wel een beetje. Hoewel ik nu als oudere man met opgroeiende kinderen juist weer kind wil zijn. Je wilt je kids laten zien dat je jong en vitaal bent, van het dak kunt springen met een handdoek als cape en een achterwaartse salto kunt maken op de trampoline. Ze willen weten: kunnen we hem omver duwen, of duwt vader terug? Mijn kids zijn namelijk nogal sterk."

Slechts eentje, Sullivan (van 1993), is strikt genomen nog een kid. Dochter Kellesimone is 23 jaar, de oudste zoon Casey is 21. "Hij zit in het familiebedrijf" zegt Waits Casey speelt drums en draaitafel. "Mijn jongste speelt klarinet, wat op een dag misschien goed van pas komt."

Waits hield van de gitaar, maar hij werd er pas echt dol op toen een vriend die een ambulance bestuurde hem een stethoscoop gaf. "Ik stopte dat ding in de gitaar en luisterde ernaar alsof ik een kleine koptelefoon en een versterker had." Maar ook de piano kon hem bekoren, alweer "omdat ik de muziek van mijn ouders probeerde na te bootsen." Hij leerde zichzelf eerst op de zwarte toetsen spelen, aangezien het instrument in de regen had gestaan en de witte toetsen te zeer aangetast waren om nog te kunnen bewegen.

Tijdens de middelbare school zat hij een tijdje in een soulband, waarna hij alleen begon te spelen en zichzelf vaak begeleidde op de accordeon. "Ik probeerde een baantje te krijgen in een pianolounge of op een golfcourse in San Diego. Het was ietwat pathetisch. Ik trok een pak aan... ik kende eigenlijk niet eens voldoende songs, dus ik leerde wat muziek van Frank Sinatra en Cole Porter spelen. Toch interessant dat ik blijkbaar deel wilde uitmaken van dat wereldje der geblokte broeken en golf."

De hippiebeweging overspoelde Californi� zonder Waits' interesse op te wekken. Als hij naar San Francisco ging, was het niet naar Haight Ashbury maar naar City Lights de beatnikboekwinkel die eigendom was van dichter Lawrence Ferlinghetti. "Ik was op zoek naar Jack Kerouac. Uit zijn boeken kende ik de namen van de bars waar hij kwam, dus ik ging erheen en keek rond. Ik was vastberaden iemand te ontmoeten die hem had gekend. Ik weet nog dat ik Ferlinghetti tegenkwam. Hij zette zijn handtekening in een boek. Het was mijn gewoonte om bij het raam te gaan zitten met een kop koffie, naar de straat te kijken en urenlang te proberen dat wereldje te bevatten. Het zal mijn eerste kennismaking met de jeugdcultuur zijn geweest. Maar het was wel wat laat." Hij wist ook aan uitzending naar Vietnam te ontkomen, al had hij de juiste leeftijd om opgeroepen te worden. Hij vervulde zijn drie jaar militaire dienst in eigen land bij de kustwacht met het bestrijden van branden in de bossen bij de grens tussen Californi� en Mexico. "Het was heel vreemd. Ik leerde hoe ik mezelf moest begraven zodat het vuur over me heen zou razen. Ik heb die vaardigheid sindsdien nooit hoeven gebruiken, maar ik ben er klaar voor."

Toen Tom Waits op een avond in de folkclub The Troubadour in Los Angeles speelde, werd hij opgemerkt door de manager van Frank Zappa. Enkele demo's later kreeg hij een contract bij David Geffen's nieuwe Asylum label het epicentrum van de westcoast singer/songwriterscene, met acts als de Eagles en Jackson Browne. Begrijpelijkerwijze wist Waits "niet echt waar ik bij paste." Zijn manager stuurde hem enkele jaren op pad als voorprogramma van Frank Zappa: "Dat was erg vervelend. Het is niet echt leuk om te spelen voor 3500 mensen die gezamenlijk op vol volume 'You suck' naar je roepen. Volgens mij benaderde ik het met een instelling van: hoe harder je me uit de boot tracht te duwen, hoe meer ik me aan de reling vast klamp. Ik geloof ook dat ik in zekere zin wat tegengas wilde hebben, zodat ik me echt kon vastbijten in wat ik wilde doen. Ik wilde niet dat het te gemakkelijk zou zijn. En dat was het ook niet."

Zijn debuut Closing Time uit 1973 kreeg lovende recensies, maar verkocht niet. Waits' eerste succes kwam toen de Eagles zijn song Ol' 55 coverden.

Tussen 1973 en 1978 bracht Tom Waits vijf albums uit (waarvan een dubbelaar) en op elke nieuwe plaat verfijnde hij zijn artistieke persoonlijkheid en opmerkelijke stem. Geen ervan deed iets in de hitlijsten, maar de muziekpers waardeerde hem vanwege zijn grommende whiskey en sigaretten stem en Bukowski achtige uitstraling als beatnik-kroegtijger. In 1975 verhuisde Waits samen met zijn vleugel naar een suite in het Tropicana Motel een morsig logement in West Hollywood, destijds bekend om zijn buitengewoon smerige zwembad �n een clientele die hoofdzakelijk uit junkies bestond. Het werd 'het podium' voor een type dat hij zelf omschrijft als een 'Tom Waits achtige'. Als ik hem vraag of dit een figuur was die hij bedacht als middel om zijn kunst te scheppen, dan wel dat zijn kunst ontstond doordat hij die figuur was en dat leven leidde, wrijft hij over zijn kin. "Gut, dat weet ik niet. Het waren mijn dagen als drinker. Ik denk dat ik echt mijn hoofd op het lichaam van een ander wilde zien, ik wilde me in alles verliezen. Wanneer ik aan het schijven was, bedacht ik als het ware mijn eigen Tin Pan Alley, zodat ik als een songschrijver aan de piano kon zitten, met een fles en een asbak binnen handbereik, en de kamer weer uit kwam met een handvol songs zoals ook gebeurde. De vraag is of je dan een andere wereld bezoekt, of dat je er inderdaad in leeft. Het onderscheid is soms wat vaag."

In 1980 nam Waits zijn laatste album voor Asylum op, Heartattack And Vine getiteld. Hij was single, zonder kinderen, dronk er lustig op los en zijn bluesy stem was in een paar jaar tijd dertig jaar ouder gaan klinken. "Ik weet dat ik verlangend uitkeek naar een nieuwe koers, maar soms weten we niet hoe we die moeten vinden. Als een hert gevangen zit in de tuin, zal het zich net zo lang op de afrastering storten tot het dood is, omdat het er niet aan denkt zich om te draaien en door het hek weer naar buiten te lopen. Je kunt een hert wel de weg wijzen, maar het zal altijd op hetzelfde pad blijven. Zo was ik ook een beetje. Ik was nogal zelfdestructief. Drinken, roken en nachten aan de rol gaan was niet goed voor me, dus ik klonk alsof ik in een kussen had zitten schreeuwen. Ik wist dat ik moest veranderen, maar niet hoe het te doen. Uiteindelijk trouwde ik in 1980 en dat was het einde van een bepaalde periode in mijn leven."

Waits ontmoette Kathleen Brennan op de set van One From The Heart, de Francis Ford Coppola film uit 1982 waarvoor hij de Oscar genomineerde soundtrack schreef. De muziek kon nauwelijks meer verschillen van Waits' volgende album Swordfishtrombones ('83). Dit debuut op Island Records gaf zijn nieuwe demented stijl weer: razend, lawaaiig, verlammend en experimenteel. Vanwaar deze muzikale verandering? "Dat kwam door mijn vrouw. Haar invloed, haar platencollectie." Waits gaf de drank op, werd vader en verhuisde van Los Angeles naar New York. Hij verscheen in nog enkele Coppola films (The Outsiders en Rumblefish in 1983, The Cotton Club in 1984) en had zijn eerste grote filmrol (als werkloze dj) in 1986 in Jim Jarmusch' Down By Law. Hij experimenteerde met vreemde instrumenten en had zijn eerste top 30 album met Rain Dogs ('85). Hierop wordt een gastrol vervuld door een van zijn helden.

"Iemand zei tegen me: 'Je bent in New York waar veel muzikanten wonen. Met wie zou je op willen nemen?' Ik zei: Keith Richards.'Dan bellen we hem nu', zei die iemand. En ik zat zo van: Jezus, doe dat nou niet alsjeblieft, het was maar een geintje. Een paar weken later kreeg ik een briefje. 'Het wachten is voorbij. Laten we iets gaan doen. Keith'. Ik was vreselijk nerveus en probeerde, denk ik, niet bang te zijn. Maar hij speelt gewoon graag. Hij gaat door tot de fles leeg is of tot we geen songs meer weten, of de lichten uitgaan en we weg moeten."

Niet in de verleiding gekomen om weer naar de drank te grijpen? "Nee. Tegen Keith kun je niet op. Hij is een geval apart, een geweldige kerel en een echte gentleman. We hebben een hoop lol gehad."

Zijn andere hit uit de jaren tachtig was de soundtrack van Frank's Wild Years ('87), de musical die hij met zijn vrouw schreef. Zoals de credits op Orphans uitwijzen, is Kathleen Brennan nog steeds zijn schrijfmaatje. Hoe gaat dat? Wat zou een vlieg aan de muur gedurende het schrijfproces zien? "Het zou waarschijnlijk lijken op twee vogels in een vreemd soort paringsritueel: stof op laten waaien, wegvliegen en weer terugkomen. Wat vind jij mooi? Wat vind ik mooi? Wat vinden we allebei mooi? De eeuwige discussie tussen mij en mijn vrouw is dat ze het niet leuk vindt als ik bij de hoofdpersonen in mijn songs de vingers afhak, ze ��n been geef of blind aan een oog maak, dat soort dingen. Ze vindt dat er geen reden is om iemand halfblind te laten zijn of zoiets. Het is gewoon een persoonlijkheidsstoornis van mij. Ik weet eerlijk gezegd ook niet waarom ik graag dat soort gebroken mensen in teksten opvoer."

Twee van Waits' meest sinistere albums verschenen in de jaren negentig. Met het grimmige en vaak nachtmerrieachtige Bone Machine ('92) won bij zijn eerste Grammy Award vreemd genoeg in de categorie ~ Alternative Rock Album. Even donker, uitdagend en origineel was de opvolger Black Rider het resultaat van een collaboratie met beatschrijver William Burroughs en de experimentele theaterdirecteur Robert Wilson. Met hem werkte Waits ook samen in de Duitse productie van Alice In Wonderland en de Deense productie van Woyzeck. De muziek zou uiteindelijk in 2002 op dubbelalbum uitgebracht worden als Alice/ Blood Money. Waits zou een tweede Grammy winnen met Mule Variations ('99) in de categorie Best Contemporary Folk Album. Het leek alsof hij zijn carriere achterwaarts beleefde. Terwijl zijn gelijken met de jaren gezapiger werden en minder geneigd waren risico te nemen, werd Waits juist scherper en aldus in toenemende mate bewierookt. Het eerste album waarvan een miljoen verkocht werden, maakte bij pas op zijn vijftigste. "Ik denk dat ik mezelf uitdaag", zegt hij, "vechtend tegen het verval, razend op het sterven van het licht. Volgens mij word je in de ogen van anderen excentrieker naarmate de jaren verstrijken. 'Oude oom Al heeft slijm aan zijn kin hangen, maar hij wordt oud'. Dus verdragen de mensen het."

Waits bladert door zijn grote aantekenboek. "Ik wil er zeker van zijn dat ik alles vermeld", verklaart hij. Net als een journalist bereidt hij zijn interviews voor en hij heeft daarom een boekwerk vol opmerkelijke feiten meegebracht. Het is een hobby die zowel zijn muziek als zijn collectie vreemde muziekinstrumenten verklaart. Hij leest voor dat de theremin ontstond uit een mislukte poging om een nieuw type inbraakalarm uit te vinden. En: "Een van de populairste modeverschijnselen in de achttiende eeuw was het met vissenlijrn opplakken van wenkbrauwen van muizenvel."

Ook Orphans zit vol merkwaardigheden, zoals het nummer Road To Peace, dat in feite een artikel uit de New York Times is dat door Waits op muziek is gezet. Maar het is niet half zo raar als de spoken word bonustrack over hondenvoer en genitali�n. "Toen ik erachter kwam dat die leren cilinder die we aan de hond voerden de penis van een stier was en geen koeienstaart of iets dergelijks, zat me dat op de een of andere manier dwars."

Een van zijn persoonlijke favorieten op Orphans is The Pontiac, een Tarantino achtige monoloog over auto's, tijdens het rijden opgenomen op een cassetterecorder. Hij is tevens nogal gecharmeerd van All The Time, met van die karakteristieke, percussieve stemimprovisaties die zijn album Real Gone uit 2004 domineerden. Deze tracks contrasteren sterk met songs als de prachtige akoestische folk ballade Fannin Street ("Ik heb geprobeerd Emmylou Harris mee te laten zingen, maar ze kon het niet"), het country achtige Tell lt To Me ("Doet me denken aan Marty Robbins en Johnny Horton, al dat soort lui waar ik als jongen naar luisterde"), of het sentimentele If I Have To Go.

Sommige stukken op het nieuwe album zijn oude songs die ooit onvoltooid in een doos onder het bed zijn achtergelaten. Ze alsnog bruikbaar maken omschrijft Waits als "het hoeden van kippen op een strand." Dit inspireerde hem weer tot het schrijven van nieuw materiaal: "De enige reden om nieuwe songs te schrijven is omdat je de oude zat bent. Als je trek hebt in iets dat je niet in de winkel kunt vinden, ga je meestal naar huis en maak je het zelf. En van het geld dat je dan overhoudt, kun je makkelijk nog een taart bakken. In de regel hou ik van spontaniteit, dus ga ik tamelijk snel en grof te werk. Maar dit maal heb ik er meer tijd voor genomen. Doe je iets te haastig, dan moet je het weer afbreken en opnieuw opbouwen."

Dat heeft hij toch altijd gedaan, afbreken en opbouwen? "Ja, ik heb het geprobeerd. De ene keer met meer succes dan de andere. Niemand is in het begin volkomen origineel. Je modelleert jezelf door een beetje aan jezelf toe te voegen en hier en daar een beetje van jezelf te verwijderen. Hopelijk bereiken je stem en je werk tenslotte het niveau waar je je op dat moment bevindt. Als jij na�ef, jong en hoopvol bent, zal je muziek dat ook zijn." Hij grinnikt schor en, stoffig: "Als je een cynische ouwe lul bent, gaat je muziek juist die kant op. Ik hoop ergens tussen die twee werelden heen en weer te reizen."

Waits heeft zichzelf in zijn songs de rol van filosofische hobo toebedeeld, de dronkelap uit de achterbuurt met het hart van goud. Zelfs nu het oude wegrestaurant leegloopt, de enige persoon aan de bar een muntstuk in de jukebox gooit en de serveerster nadert met haar koffiekan en de rekening, is het alsof we ons bevinden in een film die door Tom Waits is geschreven en geregisseerd. "Wel", zegt Waits terwijl hij een bankbiljet uit zijn portemonnee vist om te betalen, "er is altijd onstage en backstage. Veel aspecten van je werk blijven backstage. Jij bepaalt helemaal zelf waarmee je naar buiten treedt en mensen vormen hun mening over jou op basis van wat je van jezelf blootgeeft. Dus ligt het voor de hand dat ik een act heb. De echte ik is er voor mijn vrienden en familie. Ik weet niet precies hoe open ik op professioneel gebied ben. Maar ja, soms ontdek je dat de beste plaats om de waarheid te verbergen de waarheid is." Terwijl hij met zijn aantekenboek onder de arm richting de parkeerplaats loopt, zegt hij nog: "De beste leugen is de waarheid."

Notes:

N/A